Voor onderzoek kan goed gebruik worden gemaakt van de empirische cyclus van Groot. Deze bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen, die elk een rol vervullen bij het onderzoek.

Door het toepassen van een deze benadering van het probleem wordt het meer systematisch behandeld en worden alle belangrijke stappen van het onderzoek in de werkwijze opgenomen.
Fase 1: Observatie
In deze fase wordt empirisch feitenmateriaal verzameld en waar nodig gegroepeerd. Dit leidt tot het vormen van hypothesen.
Fase 2: Inductie
In deze fase wordt een formulering van de hypothese(n) opgesteld.
Fase 3: Deductie
Uit de hypothesen kunnen speciale consequenties worden afgeleid. Deze moeten worden beschreven in de vorm van toetsbare voorspellingen.
Fase 4: Toetsing
De hypothese(n) moeten worden getoetst door tests uit te voeren, waarmee wordt aangetoond dat de voorspellingen uit de hypothesen ook inderdaad uitkomen. Uiteraard mag dat niet gebeuren met het materiaal dat eerder is gebruikt voor de eerdere fasenin nieuw empirisch materiaal.
Fase 5: Evaluatie
De uitkomsten van de toetsing worden geëvalueerd aan de hand van de opgestelde hypothese(n) of theorie(en). Dit kan aanleiding geven tot het accepteren of afwijzen van de hypothese of theorie, maar ook in onzekerheid. In dat laatste geval moet er extra onderzoek worden gedaan.
Meer informatie:
Methodologie; Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen, A.D. Groot, 1994