Zoals de naam koolhydraat al aangeeft bestaan koolhydraten uit een combinatie van koolstof en water. Het is daarmee een organische verbinding. Een koolhydraat kan in het algemeen als een eenvoudige formule worden weergegeven Cn(H2O)m. Kort gezegd bestaat het uit een aantal (n) koolstofatomen en een aantal (m) watermoleculen. Er bestaan echter ook koolhydraten waar deze formule niet op gaat en er bestaan stoffen die geen koolhydraat zijn waar deze formule wel op gaat.
In de afbeelding hierboven is cellulose schematisch weergegeven. Het gedeelte tussen de haken herhaalt zich steeds opnieuw. Het is een biologische polymeer, die uit het monomeer glucose wordt gemaakt. Glucose ontstaat door fotosynthese in planten en wordt gemaakt uit kooldioxide (CO2) en water (H2O). Met mag uit de eerder genoemde formule duidelijk zijn dat bij het vormen van een koolhydraat voor elk koolstofatoom een zuurstofmolecule (O2) vrijkomt.
Koolhydraten zijn een belangrijke voedselbron voor mensen en dieren. Planteneters en alleseters krijgen hun koolhydraten vooral uit cellulose en zetmeel uit planten. De vleeseters zijn daarvoor aangewezen op het dierlijke glycogeen. Bij het verteren worden de complexe structuren van de koolhydraten weer afgebroken naar glucose. Maar wanneer er in het lichaam ruim voldoende glucose aanwezig is, dan wordt daarvan ook weer glycogeen gemaakt, dat als vet in het lichaam kan worden opgeslagen.
Suikers zijn vaak de korte koolhydraten. Deze worden gemakkelijker door het lichaam opgenomen dan de langere koolhydraten. Ze worden daarom ook wel snelle koolhydraten genoemd.
Dat de koolhydraten tot suikers worden terug gebracht, kun je merken als je op een stukje brood blijft kauwen. Door de enzymen in het speeksel worden de koolhydraten ingekort tot suikers en zul je na enige tijd kauwen een zoete smaak proeven.
Meer informatie:
Energetics of Cellular Respiration (Glucose Metabolism), S. Mehta, 2013
Biochemistry 7th Edition, Jeremy M. Berg, John L. Tymockzo and Luber Stryer, 