Ridders

De twaalfde eeuwse Engelse filosoof John of Salisbury beschreef de functie van het ridderschap als volgt: “Om de Kerk te beschermen, om te strijden tegen verraad, om het priesterschap te vereren, om onrecht van de armen af te weren, om vrede te stichten in uw eigen provincie, om bloed te vergieten voor uw broeders, en als het nodig is, om uw leven te geven.”

De ridder was iemand die een paard bezat, in de cavalerie was opgenomen en een ridderlijk leven leidde. Dat betekende dat hij zijn feodale heer steunde in de strijd tegen diens vijanden. Het was voor de middeleeuwers geen carrière, maar een spirituele en emotionele basis voor het leven van een ridder. Het was een vak voor een gentleman, die er van jongs af aan mee was opgevoed. Een ridder moest altijd klaar staan voor zijn dienst aan zijn heer. Zijn loon bestond uit de buit bij de verovering van een kasteel of van het plunderen van de kooplieden.

Oorlogen leverden de koninklijke schatkist weer geld op, waar de koning weer even op kon teren en daarnaast ook nieuw grondgebied, waardoor zijn rijk groeide en waarmee hij zijn onderdanen weer kon belonen door hen een stuk land in leen te geven. Dit betekende dat een koning als het even kon in de lente met zijn ridders oorlog ging voeren.

Voor de ridder betekende een nieuwe oorlog avontuur en spanning na een saaie tijd in een grimmig kasteel. Daarnaast kon de ridder in de nieuwe oorlog weer buit veroveren, waardoor hij rijker werd.

De ridder was oorspronkelijk de metgezel van zijn heer of koning. Rond het jaar 1200 ging de een rol vervullen bij het ridderen en zorgde er met ritueel en verplichtingen aan de ceremonie voor dat het bijna een sacrament werd. De kandidaat nam een symbolisch bad, trok schone witte kleren en een rood gewaad aan. Hij stond of knielde tien uur lang in nachtelijke stilte voor het altaar, waarop zijn wapens en wapenrusting lagen. Bij zonsopgang werd de mis opgedragen voor een publiek van ridders en jonkvrouwen. Zijn sponsors stelden hem voor aan zijn feodale heer en gaven hem zijn wapens, met een gebed en een zegen uitgesproken over elk stuk uitrusting. Een essentieel onderdeel van de ceremonie was het vastmaken van de sporen; Onze uitdrukking “Hij heeft zijn sporen verdiend” bewaart een herinnering aan het moment. Een oudere ridder sloeg de kandidaat met de vlakke hand of de zijkant van zijn zwaard hard op de nek of wang. Dit was de enige klap die een ridder altijd moest doorstaan en nooit meer terug moest krijgen. De ingewijde legde een eed af om zijn zwaard te wijden aan goede doelen, om de kerk te verdedigen tegen haar vijanden, om weduwen, wezen en armen te beschermen en om boosdoeners te vervolgen. De ceremonie eindigde met een vertoning van paardrijkunst, vechtsporten en schijnduels. Het was allemaal erg indrukwekkend; De meer serieuze ridders vergaten nooit hun waken of loochenden hun geloften.

Meer informatie:
The Middle Ages, Morris Bishop, 2001

Welkom » Welkom bij Preminent » Geschiedenis » Archeologie » Archeologische perioden » Middeleeuwen » Ridders