Paul Hersey hadden in hun model voor situationeel leiderschap ook aandacht voor de taakvolwassenheid van medewerkers. Deze bepaalt voor een belangrijk deel hoe de medewerker door de manager aangestuurd kan worden.

Bij taakvolwassenheid gaat het erom of de medewerker een taak wil en kan uitvoeren. Dat kan vervolgens in bovenstaand diagram worden uitgewerkt.
Voor het kunnen is bekwaamheid nodig. De medewerker moet de juiste kennis, ervaring en vaardigheden hebben.
Voor het willen gaat het om bereidheid. De medewerker moet het werk willen uitvoeren en voldoende zelfvertrouwen hebben dat het ook kan.
Het model voorziet in vier stereotypen, die hierna worden beschreven.
De beginner (M1)
De beginner heeft een lage taakvolwassenheid en is zowel niet bereid als niet bekwaam. De werknemer heeft niet de vereiste kennis en vaardigheden en kan dus ook niet de verantwoordelijkheid nemen. Bovendien heeft dit type medewerker niet de behoefte aan het nemen van verantwoordelijkheid.
De gemotiveerde leek (M2)
De gemotiveerde leek heeft een gemiddelde taakvolwassenheid en is niet bekwaam, maar wel bereid om daaraan te werken. Dit type medewerker zou de verantwoordelijkheid best op zich willen nemen, maar is daartoe nog niet voldoende in staat door het gemis aan kennis en vaardigheden.
De ongemotiveerde vakman (M3)
De ongemotiveerde vakman heeft een gemiddelde taakvolwassenheid en is weliswaar bekwaam, maar niet bereid om daaraan te werken. Dit type medewerker aarzelt en is daardoor onzeker, maar het kan eenvoudig ook een gebrek aan motivatie zijn.
Het doorgewinterde teamlid (M4)
Het doorgewinterde teamlid heeft een hoge taakvolwassenheid en is zowel bekwaam als bereid om de verantwoordelijkheid over zijn werk op zich te nemen. Bovendien beschikt dit type medewerker over de voor het werk benodigde kennis en vaardigheden.
Meer informatie:
Situationeel leidinggeven, Dr. Paul Hersey, 2014