Voor medewerkers is het van belang om voldoende basiskennis (kennen) te hebben om hun werk daarna te kunnen uitvoeren (handelen). Voor een goed functioneren zijn beide van belang.
Weten
Op het onderste niveau gaat het om de kennis waarover een medewerker moet beschikken om zijn of haar taken goed uit te kunnen voeren. Het gaat hier om de basiskennis die in opleidingen kan worden opgedaan.
Weten hoe
Op het tweede niveau is die basiskennis niet voldoende, daar gaat het erom dat de medewerker de opgedane kennis ook daadwerkelijk kan toepassen wanneer hij aan het werk is. In een lichte vorm kan dat worden getest tijdens een examen, maar voor de werkomgeving kan daarna ook een assessment worden gedaan of aan de medewerker een casus worden voorgelegd..
Laten zien hoe
Op het derde niveau wordt de medewerker gevraagd om in de praktijk te laten dat hij de opgedane kennis ook direct kan toepassen binnen zijn werkomgeving. Het gaat dan dus niet meer alleen om de kennis die de medewerker geeft, maar ook om het gedrag die hij of zij laat zien, waardoor erg effectieve handelingen worden gedaan die de organisatie ten goede komen.
Doen
Op het bovenste niveau van de driehoek wordt verwacht dat de medewerker zelfstandig handelt met alle lastige situaties die zich in de praktijk kunnen voordoen. Hierin spelen steeds meer aspecten een rol, want naast de kennis gaat het hier ook om de vaardigheden, houding en persoonlijke eigenschappen van de medewerker.