Er komen steeds meer onderzoeken die op negatieve gevolgen van kunstmatige intelligentie wijzen. Op zich is dat niet nieuw, want ook bij eerdere ontwikkelingen werd daarvoor gewaarschuwd. Maar bij kunstmatige intelligentie lijkt dat nu een serieus probleem te worden.
Bij veel ontwikkelingen maken mensen zich zorgen dat het iets doet met je hersenen. Bij het uitvinden van het schrift zou je het geheugen van vertellen verliezen, bij de boekdrukkunst de mogelijkheid tot het schrijven, de rekeliniaal, de computer, internet en nu ook bij kunstmatige intelligentie komen deze vragen aan de orde. In een drieluik schrijf ik een aantal artikelen die gebaseerd zijn op onderzoek van het Massachusetts Institute of Technology (MIT).
We maken met kunstmatige intelligentie een behoorlijke verandering door in de maatschappij. Er komen daardoor nieuwe mogelijkheden, die eerder niet mogelijk waren, of waarvoor we veel moeite zouden moeten doen. Dat betekent dat machines een deel van ons werk gaan overnemen en daardoor wordt door een aantal mensen gedacht dat deze ontwikkeling de mensheid dommer zou maken. Waar vroeger rekenmachines langzamerhand werden geïntroduceerd gaat de ontwikkeling met kunstmatige intelligentie veel sneller en tegen veel lagere kosten. Waar de eerste eenvoudige rekenmachines rond de honderd gulden kostten kun je tegenwoordig vaak ook gratis gebruik maken van websites die toepassingen met kunstmatige intelligentie beschikbaar stellen. Bij dat gratis moet je dan wel vaak de opmerking maken dat je alsnog betaalt met de data die je beschikbaar stelt.
De invloed van ontwikkelingen op onze hersenen
Een van de sterke punten van onze hersenen is dat ze zich aan kunnen passen aan nieuwe omstandigheden. Dat kunnen aanpassingen in het dagelijkse leven zijn, bijvoorbeeld dat we leren fietsen en autorijden, maar ook aanpassingen in andere technologieën waarmee we werken. In die laatste categorie kan kunstmatige intelligentie worden geplaatst. De manier waarop we denken, onthouden en problemen oplossen kan door dergelijke technologieën veranderen. Die veranderingen stellen ons als mens in staat het beste uit de bestaande mogelijkheden te halen. Het is dan ook te voorbarig om bij elke nieuwe ontwikkeling te roepen dat we ‘dommer’ worden.
Om een goed beeld te krijgen wat een dergelijke ontwikkeling met de hersenen doet, moet niet alleen naar het verlies van bepaalde functies in het oude denken worden gekeken, maar juist ook naar de andere gebieden waar juist ook winst wordt behaald. Door de nieuwe mogelijkheden van de technologie kan de mensheid aanzienlijk grotere prestaties leveren. Het onderzoek van de MIT laat zien dat kunstmatige intelligentie leidt tot een andere manier waarom delen van hersenen met elkaar samenwerken. Deze ontwikkeling is trouwens al jaren in gang gezet doordat mensen met computers zijn gaan werken en dat daardoor hun manier van werken is veranderd. Toen ik pasgeleden in korte tijd een tekst op moest schrijven, merkte ik dat ik door het werken met de computer een heel andere werkwijze heb ontwikkeld. Ik begin gewoon te typen met een globaal beeld hoe ik de tekst wil schrijven. Tijdens het schrijven kan ik de tekst die ik al heb geschreven alsnog aanpassen en redigeren. Met schrijven betekent dat doorhalingen en het aanvullen van de tekst in de kantlijn of tussen de regels.
De aanpassing van de hersenen wordt ook wel neuroplasticiteit genoemd. De hersenen maken nieuwe verbindingen om de nieuwe ervaringen op te slaan. Door meer gebruik te maken van kunstmatige intelligentie worden die nieuwe verbindingen versterkt, terwijl andere verbindingen die minder worden gebruikt juist worden verzwakt.
In het MIT-onderzoek werden 54 studenten gevraagd om een essay te schrijven. Ze werden in drie groepen ingedeeld; de eerste groep maakte gebruik van ChatGPT, een tweede groep gebruikte geen kunstmatige intelligentie, maar wel internet en de laatste groep mocht geen hulpmiddelen gebruiken. Tijdens het schrijven werd hun hersenactiviteit gemeten met Elektro-Encefalogram (EEG). Na elke sessie werden de deelnemers geïnterviewd door de onderzoekers. Na drie sessies werden de studenten uit de eerste en derde groep gewisseld en mochten degenen die eerder ChatGPT gebruikten geen hulpmiddelen meer gebruiken en de studenten die geen hulpmiddelen mochten gebruiken gebruik gaan maken van ChatGPT. De essays werden geanalyseerd en beoordeeld door zowel docenten als door een deskundige op het gebied van kunstmatige intelligentie.
De resultaten van het onderzoek
Hersenactiviteit en cognitieve belasting
De groep die geen hulpmiddelen mocht gebruiken moest veel mentale inspanning leveren en had een grote betrokkenheid bij het onderzoek. De groep die gebruik maakte van ChatGPT had de laagste hersenactiviteit doordat ze minder beroep hoefden te doen op hun denkvermogen. Ze leverden in hun essay ook minder diepgang. De groep die gebruik maakte van internet zat tussen beide groepen. De groep die eerder gebruik maakte van ChatGPT, maar nu zonder hulpmiddelen moest werken had moeite om het essay zelfstandig af te maken en daar ook nog een inspanning voor de doen. De groep daarentegen die eerst geen hulpmiddelen mocht gebruiken, maar in de laatste sessie ChatGPT gingen gebruiken behielden hun grote betrokkenheid en beroep op hun geheugen.
De inhoud van het essay en de kwaliteit ervan
De essays van de groep die aanvankelijk gebruik maakte van ChatGPT bevatten vaker homogene teksten, waarin minder variatie voorkwam en veel overlap in zinsbouw en woordgebruik. De opstellers kopieerden te teksten regelmatig zonder deze verder aan te passen. De docenten vonden hun essays vaak minder persoonlijk en misten daarin diepte.
De essays van de groep die aanvankelijk geen hulpmiddelen mocht gebruiken vielen op door de originaliteit en variatie.
Eigenaarschap en geheugen
Hierbij viel vooral op dat de groep die aanvankelijk gebruik maakte van ChatGPT zelden konden herinneren wat ze hadden geschreven en daar ook minder bij betrokken was.
Conclusie
Kunstmatige intelligentie kan de cognitieve belasting verlagen, maar belemmert ook het leerproces. Dit kan op de langere termijn leiden tot een cognitieve schuld, waardoor we afhankelijker worden van de geboden hulpmiddelen en vaardigheden als kritisch denken en verdiepend schrijven kunnen verliezen. Daarom is het belangrijk om daar in het onderwijs rekening mee te houden en de inzet van AI-hulpmiddelen didactisch goed te begeleiden.
Gödel is bij de meeste mensen bekend van het werk Gödel, Esscheren Bach van Douglas Hofstadter. Maar zijn werk heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de wetenschap en de filosofie.
Hij werd in 1902 geboren in Brno in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Als kleine jongen was hij enorm nieuwsgierig en dat leverde hem de bijnaam Herr Warum op. Na de Eerste Wereldoorlog voelde hij zich een verbannen Oostenrijker in Tsjecho-Slowakije. Na de Tweede Wereldoorlog vertrok hij naar de Verenigde Staten.
Zijn grootste bijdrage was dat bij al vroeg in zijn carrière bewees dat niet alles bewezen kan worden op basis van de regels van de wetenschap. Hij stelde na zijn eerste onvolledigheidsstelling ook een tweede onvolledigheidsstelling op en verwierf hiermee een grote bekendheid in de wetenschappelijke wereld. Verder leverde hij belangrijke bijdragen in de logica.
Gödel en Einstein waren goede vrienden. Einstein vond het eer om in hun gezamenlijke periode op de Institute for Advanced Study in Princeton samen naar huis te wandelen.
Meer weten: Gödel, Esscher en Bach, Douglas Hofstadter, 1980 Incompleteness, Rebecca Goldstein, 2005 On Formally Undecidable Propositions Of Principia Mathematica And Related Systems, Kurt Gödel, 1992.
Managers hebben een druk leven en moeten daarom vaak keuzes maken. Wat zijn voor hen de belangrijke zaken en waar besteden ze vaak het meeste tijd aan.
Vaak heeft strategie de meeste aandacht, het richt zich op de zaken die anders moeten en die dus moeten veranderen.
Het implementeren van die veranderingen krijgt juist veel minder aandacht, dat laten ze veelal aan anderen over. Een projectleider zal bijvoorbeeld die rol krijgen en moet daarvoor het zware werk op zich nemen om de organisatie te veranderen. Terwijl dat juist een rol is die het management op zich zou moeten nemen. Een goede implementatie is de basis voor het succes van de strategie.
Uiteraard krijgen de resultaten dan wel weer veel aandacht, want veel managers worden daar direct of indirect voor beloond. Wanneer de resultaten dan niet zijn zoals gewenst is vaak het gevolg dat de strategie moet worden aangepast.
Op deze manier is de aandachtsparabool eigenlijk meer een cirkel dan een parabool.